Skip to content

Wat kan ik leren van
immersieve makers?

Waarom investeren journalistieke media in immersieve verhalen? Welke beslissingen nemen zij in het maakproces? En welke uitdagingen komen daarbij kijken? Op zoek naar antwoorden interviewden we vijftien journalisten en experts wereldwijd. Lees het overzicht of klik op één van de makers om in te zoomen op een specifiek interview.

Experts

Wat leren de gesprekken met immersieve makers ons?

Om te begrijpen waarom journalistieke media investeren in immersieve journalistiek, hoe zij onderdompeling creëren en tegen welke uitdagingen zij aanlopen, hebben we vijftien journalistieke makers en experts geïnterviewd uit verschillende landen (Belgie, Nederland, het Verenigd Koninkrijk, de Verenigde Staten, Japan, Australie, Canada, de Verenigde Arabische Emiraten en Duitsland) en van verschillende media (televisie, dagbladen en online). Met hen bespraken we een uiteenlopende producties, van interactieve websites en 360-gradenvideo tot Virtual Reality en XR-installaties.

De interviews laten zien dat er twee hoofdredenen zijn. Allereerst beschrijven de interviews hun aanvankelijke nieuwsgierigheid in nieuwe technologieën en mogelijkheden. “We zagen nieuwe technologieen die enorm gehyped werden door Google en Facebook en vroegen ons af wat het voor ons kon betekenen. Dus besloten we te experimenteren”, vertelt Liesbeth van de Kar, innovatiemanager bij de NTR. Zillah Watson, voormalig hoofd van de VR-hub van de BBC, beschrijft echter een verandering van houding, zowel bij de BBC als bij andere nieuwsuitzendingen: “Na die eerste opwinding was de commerciële realiteit problematisch. Daarom hebben we [ …] een vurigere, grotere, betere aanpak gekozen, zoals we dat noemen. We doen minder, maar wat we doen is echt goed. ”Jose de Vries, innovatiemanager van de Nederlandse omroep NOS, herkent dat: “Tegenwoordig maken we onze verhalen alleen immersief als het echt iets toevoegt – niet alleen omdat het kan.”

“Tegenwoordig maken we onze verhalen alleen immersief als het echt iets toevoegt - niet alleen omdat het kan”

Voor de meeste redacties is de experimentele fase inderdaad voorbij en domineert de tweede reden. Immersieve elementen worden tegenwoordig alleen toegevoegd wanneer producenten geloven dat het verhaal daarmee een grotere impact op het publiek zal hebben. Over wat deze impact precies inhoudt, verschillen de meningen, maar publieke betrokkenheid staat bij alle geïnterviewden centraal.

Michael Gruzuk, hoofd digitaal bij Vice Canada, noemt immersieve journalistiek een poging om een jonger publiek aan te trekken. Volgens Sophie Schulenburg, redacteur van de Duitse omroep WDR, leidt het tot ‘emoties en betrokkenheid’. Shehani Fernando, destijds immersief producer en regisseur van The Guardian, voegt ‘empathie’ en ‘een nieuw perspectief’ toe aan deze lijst. Schulenburg noemt ook de mogelijkheid om een ervaring te creëren die de nationale en culturele grenzen overschrijdt. Bovendien noemen verschillende geïnterviewden de veronderstelde cognitieve effecten van ‘beter begrip’ (Jens Franssen, VRT), ‘herinnering’ (José de Vries, NOS) en ‘memorability’ (Zillah Watson, BBC) als reden om te kiezen voor immersiviteit.

Zodra de beslissing is genomen om een immersief verhaal te maken, rijst een andere vraag. Want hoe doen makers dat eigenlijk? Onze literatuurstudie en inhoudsanalyse van bijna 200 producties van over de hele wereld tonen drie verschillende ingrediënten die het mogelijk maken om de gebruiker onder te dompelen in het verhaal:

Meer over de immersieve ingredienten en de effecten ervan lees je hier. Met de makers bespraken we de keuzes die zij maakten rondom elk van de immersieve elementen, om erachter te komen hoe ze die toepasten en waarom.

De technologische keuzes die gemaakt kunnen worden, zijn veelvoudig. Moet een verhaal in Virtual (VR) of Augmented Reality (AR) zijn, moet het een 360-video of een interactieve website zijn? Inherent aan deze vraag is nog een andere: in hoeverre moet de gebruiker worden opgenomen in de virtuele omgeving en afgesloten van de echte wereld? Dit wordt ook wel inclusie genoemd. 

Uit de interviews blijkt dat technologische keuzes worden geleid door drie type overwegingen. Allereerst kan de keuze voor geavanceerde technologie zoals VR, met een hoge inclusie, worden gemaakt omdat wordt aangenomen dat dit de meeste impact heeft. Cyril Snijders, innovatiemanager van de Nederlandse omroep KRO-NCRV, vertelt: “VR is bijna als een gijzeling. Je zet het ding op iemands hoofd en sluit hem volledig uit van de echte wereld, ook met koptelefoon. Je dwingt ze zo om aanwezig te zijn in de virtuele wereld. […] Als documentairemaker kun je veel, maar uiteindelijk heb je geen invloed op waar de kijker naar kijkt: kijken ze naar hun telefoon of worden ze gestoord door jammerende kinderen of de stofzuiger? Met VR weet dat je de aandacht van mensen hebt”, zegt Snijders, en benadrukt daarmee het belang van inclusie in de virtuele wereld.

“VR is bijna als een gijzeling. Je zet het ding op iemands hoofd en sluit hem volledig uit van de echte wereld”

De keuze voor de kwaliteit van inclusieve technologie wordt vaak afgewogen tegen de toegankelijkheid van de productie, aangezien de meerderheid van de gebruikers nog geen VR-apparatuur bezit. “Ik denk dat het lastigste van de technologie is om mensen zo ver te krijgen dat ze ervoor gaan zitten”, zegt Shehani Fernando, ten tijde van de interview VR-redacteur bij The Guardian. “Ik denk nog steeds dat er een drempel is: wanneer ga je thuis zoiets doen? Je ziet steeds vaker dat je VR-producties kunt bekijken in musea en galerijen. Die zijn fantastisch. […] Mensen zijn bereid ervoor in de rij te staan, omdat ze het als een ervaring zien. Maar opvallend genoeg heeft dat enthousiasme zich niet vertaald naar de huiselijke sfeer. ” Voor verschillende makers is dit een reden om te kiezen voor minder geavanceerde en inclusieve technologie, zoals 360-gradenvideo’s of interactieve websites die kunnen worden bekeken op elke mobiele telefoon, laptop of computer.

In sommige gevallen is de beslissing dat een productie breed toegankelijk moet zijn en daarom geen geavanceerde technologie vereist, een pragmatische. In andere gevallen wordt het belang van toegankelijkheid vanuit ideologisch oogpunt benadrukt. José de Vries legt uit: “De NOS is een publieke omroep, dus we hebben de plicht om het nieuws aan iedereen in Nederland te vertellen, niet alleen aan een kleine minderheid.” Al Jazeera’s immersieve redacteur Viktorija Mickute voegt toe: “De verhalen mogen niet alleen toegankelijk zijn voor rijke mensen in het westen met gadgets.”

En tot slot zijn soms financiële overwegingen doorslaggevend. “Je probeert volledige financiering voor je plan te krijgen, maar soms moet je bijsturen of terugschakelen”, zegt Geert Jan Strengholt, innovatiemanager bij de VPRO. “We wilden in eerste instantie een VR-game maken, […], maar kregen daarvoor geen geld. Dus sloegen we een andere richting in en bedachten een VR-video zonder interactie. Zo beïnvloeden de financiën soms je plan. ”

Naast de technologie, kunnen makers interactieve elementen toepassen om een ​​immersieve ervaring te creëren. Ook hier worden afwegingen gemaakt rondom impact, toegankelijkheid en financiële mogelijkheden.

Sommigen passen interactieve opties toe omdat ze denken dat dit de meest volledige ervaring geeft en daarom de grootste impact heeft. Ze leggen uit dat interactie het verschil maakt tussen je ‘gewoon aanwezig’ voelen en je ‘betrokken voelen’. BBC’s Zillah Watson geeft een voorbeeld: “In We Wait gebruikten we eye-tracking. Als je naar mensen kijkt, kijken ze terug naar jou. En dat is een normale menselijke reactie. Dat is uiteindelijk wat VR zoveel krachtiger maakt dan Netflix.”

Interactiviteit kan ook worden ingezet als strategie om de aandacht van mensen vast te houden en op die manier de impact te vergroten. Cyril Snijders (KRO-NCRV) legt uit: “We hebben mensen een kleine taak laten uitvoeren, zoals hun blik op een bepaald punt op het scherm richten, om ervoor te zorgen dat ze gefocust zouden blijven.”

Toch is de toegankelijkheid van de productie voor sommige makers een reden om geen interactieve opties in te bouwen. Shehani Fernando (The Guardian) legt uit: “Niet-interactieve producties kunnen worden ingesloten op Facebook en YouTube, waardoor ze een groter bereik hebben.” Tot slot, wederom, baseren sommigen hun beslissing om de interactiemogelijkheden te beperken op budgettaire overwegingen. Sophie Schulenburg (WDR): “In Berlin Terror konden we geen meer interactieve functies opnemen, omdat het te complex was voor de tijd die we hadden. We moesten doorpakken.” Gebrek aan expertise is eveneens een vaak genoemde pragmatische reden om af te zien van interactiviteit.

“Niet-interactieve producties kunnen worden ingesloten op Facebook en YouTube, waardoor ze een groter bereik hebben.”

De derde manier om onderdompeling te creëren, is door narratief. Zillah Watson (BBC) legt uit: “Een goede VR-nieuwsproductie heeft een boeiend verhaal nodig. Producenten lijken dat vaak te vergeten, terwijl het zo essentieel is. Ze denken dat je een boot kan filmen en dat dat geweldig zou zijn, puur omdat het in VR is. Zo werkt het niet”, zegt Zillah Watson (BBC). “Je moet bedenken welk verhaal ervoor zorgt dat mensen willen kijken, dat ze moeite willen doen.” Ze is daarin niet alleen. Het verhaal is belangrijk voor alle geïnterviewden. Maar wat maakt een verhaal immersief?

Het begint allemaal met het juiste onderwerp. Voor sommige makers is de locatie van de productie het belangrijkst. Zoals Jens Franssen (VRT) het stelt: “Het gaat om spectaculaire plekken op bijzondere momenten.” Jose de Vries (NOS) beaamt: “Voor ons is het alleen interessant als het gaat om plekken die je normaal nooit zou bezoeken.”

Anderen zijn van mening dat een immersieve productie altijd om een ​​verhaal moet gaan en niet alleen om een ​​plek. Volgens Shehani Fernando (The Guardian) is immersieve journalistiek een geschikte manier om aandacht te besteden aan onderwerpen die mensen zat zijn. Viktorija Mickute (Al Jazeera) is bovendien van mening dat het gaat om “mensen ontmoeten en tijd met ze doorbrengen”, zodat een diversiteit aan stemmen kan worden gepresenteerd. “Dat is het idee van meeslepende journalistiek, je krijgt een ander begrip.”

Net als de standpunten over het juiste onderwerp, verschillen de meningen over de rol die de gebruiker zou moeten hebben. Viktoija Mickute (Al Jazeera) streeft naar actievere rollen voor de gebruiker om een ​​‘nog intiemere relatie tussen de kijker en het personage te creëren’ Ze zou graag willen dat een personage in haar verhalen zich direct richt tot de gebruiker en dingen uitlegt. “Dan word je erkend als gebruiker. Dat creëert nog meer betrokkenheid.”

Anderen zijn van mening dat het helemaal niet nodig is dat de gebruiker een actieve rol speelt om zich ondergedompeld te voelen. Ze beweren dat een verhaal immersief kan zijn, zelfs als de gebruiker een observant is in plaats van een deelnemer. Sophie Schulenburg (WDR): “Je kunt een immersieve ervaring hebben en toch niet in het middelpunt van de actie staan. We hebben ooit een 360-graden-ervaring gerealiseerd van de Tour de France. Je bent niet per se degene die op de fiets zit. […] Maar toch, omdat je midden in de scène staat, voel je je meer betrokken dan wanneer je voor je tv zit, die drie meter bij je vandaan staat.” Het feit dat er verschillende standpunten zijn over zowel het juiste onderwerp als de gebruikersrol laat eens te meer zien dat er meer dan één manier is om een ​​meeslepende journalistieke productie te creëren.

Bij het maken van een meeslepend verhaal wordt rekening gehouden met veel verschillende factoren. Hoewel de overwegingen divers zijn, draaien ze allemaal om drie spanningsvelden waar nieuwszenders constant rekening mee moeten houden.

Op praktisch niveau worstelen veel winkels met de spanning tussen de noodzaak om in een vaste redactieroutine te werken en de vrijheid om te experimenteren met nieuwe verteltechnieken en -strategieën. Dit spanningsveld heeft onder meer te maken met de mindset van verschillende journalisten binnen de organisatie. Michael Gruzuk (Vice Canada) beschrijft het maken van Cut Off: “Er was zeker spanning tussen het VR-team en het lineaire team, omdat ze verschillende behoeften hebben. Je probeert een scène op te nemen met twee verschillende camera’s voor het lineaire verhaal en plotseling lopen de VR-mensen midden in een opname om hun 360-gradencamera op te zetten. […] We hadden nog nooit eerder samengewerkt en we hadden niet veel tijd. Iedereen denkt dat zijn ding het belangrijkste is. Dat zorgde voor flinke spanning.”

Ook Zillah Watson (BBC) beschrijft een spanning tussen immersieve makers en traditionele verslaggevers. “De verwachting van nieuwsverslaggevers van een televisie-uitzending is dat ze op het scherm dingen presenteren. Maar om VR optimaal in te zetten, moeten we ons afvragen in hoeverre de aanwezigheid van de verslaggever nog iets toevoegt.”
Deze spanning op redacties heeft te maken met de verschillende tempo’s die verschillende type producties vereisen. Zo legt José de Vries (NOS) uit dat geavanceerde immersieve technologieën, zoals VR en AR, te veel tijd kosten voor een nieuwsprogramma dat zich bezighoudt met het dagelijkse, snelle nieuws.

Een tweede spanningsveld is die tussen impact en bereik. Moet een productie voor iedereen beschikbaar zijn en daarom minder immersief, maar ook minder impactvol? Of moet impact prioriteit krijgen, ook al betekent dit dat een aanzienlijk deel van het publiek wordt uitgesloten? Zoals eerder vermeld, kan de keuze om voorrang te geven aan bereik boven impact commercieel of ideologisch gedreven zijn.

Tenslotte is er de spanning tussen de zeggenschap van de journalist en die van de gebruiker. Soms krijgt de gebruiker de kans om een ​​virtuele kaart te verkennen, in te zoomen op de delen waarin hij geïnteresseerd is en andere over te slaan (zoals in De Noord-Zuidlijn van de Volkskrant), of om zelf te beslissen wiens verhaal hij wil horen (zoals in Vice Canada’s Cut off). In die gevallen is de journalist slechts gedeeltelijk verantwoordelijk voor de opbouw van het verhaal. Dit brengt ons bij een ethische discussie over immersieve storytelling: hoeveel autonomie moet de journalist zelf behouden en hoeveel moet hij afstaan aan de gebruiker? Moet de gebruiker zijn eigen ervaring kunnen vormgeven en zelf kunnen beslissen welke informatie hij ontvangt en in welke volgorde? Of moet de journalist de baas blijven? Het is een vraag waar veel van de geïnterviewden mee worstelen.

Viktorija Mickute (Al Jazeera) vindt extra autonomie voor de gebruiker wenselijk. “We zijn altijd op zoek naar nieuwe media, nieuwe interactieve omgevingen […] zodat je de kijkers nog meer keuzevrijheid kunt geven. Meer interactiviteit is zeker deel van ons toekomstplan”, stelt ze. Ook Nonny de la Pena, oprichter en CEO van Emblematic Group, is van mening dat het voor de meeste gebruikers vanzelfsprekend is geworden om verschillende invalshoeken van een verhaal te kunnen verkennen, dankzij het wereldwijde web.

“Ik vind het oké om de gebruiker de mogelijkheid te geven om te kiezen tussen verschillende verhaallijnen, zolang de conclusie hetzelfde blijft”

Toch is ze voorzichtig om de gebruiker te veel zeggenschap te geven. Een voorbeeld: “In de eerste versie van Hunger zat een vrouw die eten uitdeelde bij de voedselbank. Er zat een trigger op haar, dus als je haar benaderde, zou ze zich omdraaien en tegen je schreeuwen. Dat heb ik er toch uitgehaald, omdat ik besefte dat die interactie het verhaal te zeer veranderde [..] Ik vind het prima als de kijker zeggenschap heeft over de manier waarop hij het verhaal ervaart, zolang de informatie die hij tot zich neemt niet verandert.” Zillah Watson (BBC) is het eens met die grens. “Ik vind het oké om de gebruiker de mogelijkheid te geven om te kiezen tussen verschillende verhalen, zolang de conclusie hetzelfde blijft”.

Het beleg van Mosul (Trouw)

Global Warming, Sides and Effects (Associated Press)

Civilisations AR (BBC)

The Deported (JOVRNALISM)

Niemand is immuun (De Gelderlander)

Beleef de Nachtwacht (NTR)

Live Journalism (De Balie)

De sappige speechgenerator (NOS op 3)

Notes on Blindness (ARTE)

Dans la peau d’un prématuré (ARTE / Al Jazeera)

De Verwarde Man (KRO-NCRV)

The party (The Guardian)

An ordinary day in North Korea (CNN)

Hier bewaart Facebook je persoonlijke gegevens (VRT)

Rondkijken in de studio van het jeugdjournaal (NOS Jeugdjournaal)

Inside a Women’s prison in Madagascar (BBC)

Dreaming In Za’atari: Stories after Syria (Al Jazeera)

Over grenzen (De Volkskrant)

Fire Rescue (BBC)

6x9 (the Guardian)

Cut off (Vice Canada)

Houd mij op de hoogte

Op basis van dit onderzoek verschijnen drie wetenschappelijk papers:

Een inhoudsanalyse van het soort immersieve producties dat journalisten wereldwijd maken (gepubliceerd in Journalism, 2020), kun je hier downloaden.

Een paper over het effect van immersieve journalistiek op de gebruiker, gebaseerd op drie experimenten, is momenteel in productie.

Een paper over vijftien interviews met immersieve makers en experts en hun visie op het gebruik van emotie in de journalistiek wordt ook op dit moment geschreven. 

Wil je op de hoogte gehouden worden over deze publicaties? Mail ons dan op journalismlab@hu.nl

Een first person verhaal: The Party (The Guardian)

Een third person verhaal: Fire Rescue (BBC)

De Noord-Zuidlijn (De Volkskrant)

Apollo 11 Moon Landing (TIME)

In de krochten van poptempel Paradiso (De Volkskrant)

RYOT (Karen Palmer)

Disappearing Oasis (Al Jazeera)

Syria's Silence (VRT)

Blind Light: Relive the Great American Eclipse (ABC News)

Rondkijken in de Bijlmerbajes (NOS op 3)

Ryad's War Oil (VRT)

Paris Terror (WDR)

We Wait (BBC)

Onzichtbaar Nederland (VPRO)

Kiya (Emblematic Group)

Over het project

Van 2018 tot 2020 deden Kiki de Bruin, Yael de Haan en Nele Goutier onder begeleiding van Anne Nienhuis onderzoek naar immersieve journalistiek – een vertelvorm die de gebruiker onderdompelt in het verhaal. Op zoek naar praktische toepasbare, wetenschappelijk onderbouwde kennis, sloegen vier publieke mediaorganisaties (KRO-NCRV, NOS, NTR, VPRO) en vier kennisinstellingen (Universiteit van Amsterdam, Universiteit van Wenen, Instituut Beeld en Geluid en JournalismLab) de handen ineen. Tezamen zochten zij uit uit welke componenten een immersief verhaal precies bestaat, hoe dit wordt toegepast in de praktijk, hoe makers tegen hun beslissingen in het productieproces aankijken en hoe gebruikers erop reageren, zowel bewust als onbewust. Hierbij werd meerdere kwantitatieve en kwalitatieve methoden gecombineerd: literatuuronderzoek, inhoudsanalyse, interviews, experimenten en focusgroepen. Twee jaar lang hielden de onderzoekers hun bevindingen bij in een serie blogs. Momenteel wordt op basis van de resultaten een honoursprogramma ontwikkeld voor studenten van de opleidingen Journalistiek en Cross Media Design aan de Hogeschool Utrecht.

Over Journalismlab

JournalismLab is een lectoraat van de Hogeschool Utrecht, met de officiële naam Kwaliteitsjournalistiek in Digitale Transitie. Ons onderzoek is altijd praktijkgericht. Dat wil zeggen dat we samen werken met praktijkpartners om via wetenschappelijke methoden tot antwoorden op vragen die leven in de journalistieke praktijk te komen. Meer informatie over JournalismLab, huidige en eerdere projecten vind je op www.journalismlab.nl.